WONEN IN ITALIË – Mijn leven in Uden
Mijn leven in Piemonte speelt zich nu even in Uden af. Want doordat ik in Italië woon, ben ik eens in de zo veel tijd een paar weken permanent bij mijn moeder.
Door het coronavirus is het deze keer wel heel anders. Normaal gesproken logeer ik altijd bij een lieve familie in Uden, maar i.v.m. het extra risico dat één van de gezinsleden loopt door de epidemie, kan dat deze keer niet. En ik wil ook anderen niet met mijn aanwezigheid belasten, dus zit ik doodleuk in het Van der Valkhotel.
Twee maanden geleden lagen hier vrouwen te bevallen omdat ziekenhuis Bernhoven op het hoogtepunt van de coronacrisis haar kraamkliniek hier had ondergebracht. Daar is nu niets meer van te merken. Geen kreten of baby-gehuil, je hoort hooguit een licht gemurmel in het restaurant.
Wel hebben ze een corona-protocol waaraan de gasten zich hebben te houden. Begint bij de rij voor het ontbijt 's morgens. Eerst je handen ontsmetten en je aanmelden bij de serveerster van dienst. Die brengt je dan naar een tafeltje.
In de ontbijtzaal staat de air-conditioning zo hard te blazen dat ik de eerste ochtend bijna met wapperende haren aan mijn gekookte eitje zit. Ik vraag om een andere tafel. "Als ik verkouden word, kom ik het bejaardenhuis van m'n moeder niet meer in", leg ik de serveerster uit. "En om haar te bezoeken, ben ik nou juist hier."
Ik mag 's morgens pas om half elf het bejaardenhuis binnen. Uiterlijk half negen 's avonds moet ik weer weg zijn. Ook mag ik mijn moeder meenemen naar horeca-gelegenheden. Spreekt vanzelf dat ik hierbij wel oplet of het er veilig is en niet te druk.
Voor half elf doe ik nu boodschappen en wandel ik wat door het dorp. Om half negen 's avonds keer ik terug naar het hotel en drink ik nog een glas wijn op het terras buiten. Inmiddels heb ik vriendschap gesloten met de Portugese barkeeper die mij zijn hele rommelige leven al heeft verteld.
Lag het hotel een maand geleden nog op z'n gat, inmiddels stroomt het weer dagelijks vol met mannen in pakken die hier conferenties bezoeken, met elkaar vergaderen, of 's avonds in de bar op hun laptop zitten te staren.
Mijn aandacht gaat deze keer bijna uitsluitend uit naar mijn moeder. Ze is in de maanden van de lock down vier kilo afgevallen dus ik probeer van alles om er weer wat aan te krijgen. In haar minuscule keukentje maak ik zelfs een huzarensalade.
Ondertussen gaat mijn leven in Piemonte door via apps en telefoontjes. Ook in Mombarcaro is het hoogzomer en dertig graden.
Mijn moestuin baart volop aardbeien en groenten. Grazia stuurt me af en toe een fotootje van de oogst. De glamping van Jeroen en Kim ontvangt op 4 juli zijn eerste gasten, zo laten ze me enthousiast weten.
Nog een week en dan stap ik weer in de Panda. Met pijn in m'n hart laat ik mijn moedertje dan weer achter, met haar ontreddering bij het afscheid nog lang op mijn netvlies. Ook dat maakt onderdeel uit van 'mijn leven in Piemonte'. Iedere keer denk je toch 'het kan de laatste keer zijn'.
Met een verscheurd gevoel rijd ik zuidwaarts. Het voelt alsof ik nog vast zit aan een navelstreng die met iedere kilometer verder wordt uitgerekt. Zijn die heftige gevoelens eigenlijk wel normaal voor een dochter van 68, vraag ik me keer op keer af.
Pas na mijn overnachting in Zuid-Duitsland begin ik me op de thuiskomst te verheugen. Hoe zou de tuin erbij liggen? Hoe zou het met de poesjes zijn? Zouden we alweer naar de markt kunnen?
Mààr.... over 6 à 7 weken ga ik opnieuw even op en neer.
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.